10. De muzikale stemming - Heidegger en Agamben




In de dagen dat ik dit schrijf, wordt er in het land fel gedebatteerd over de vraag of er een vuurwerkverbod moet komen. Na enige aarzeling heb ik een petitie ondertekend waarin wordt opgeroepen tot zo’n verbod. De reden daarvoor is dat het afknallen van vuurwerk best leuk is, maar teveel leed met zich meebrengt. Chirurgen kunnen het werk haast niet meer aan, en dieren zijn dagenlang in paniek. Nu pleiten hulpverleners, politie en dierenvrienden al jaren voor een verbod. Maar bij de meerderheid der burgers bleef het tot nu toe bij boze en bezorgde reacties na oudjaar. Nu tekent zich geleidelijk een meerderheid af van voorstanders van een verbod. Er wordt gezegd dat ‘de stemming omslaat’. Uit deze ontwikkeling blijkt dat stemming iets anders is dan emotie. Bij emotie denk je aan een veelal korte, heftige reactie. Iedereen weet dat die weer snel voorbijgaat en politici tonen wel begrip, maar laten het daarbij. Bij stemming ligt dat anders. Wanneer iedereen aanvoelt dat we het echt gehad hebben met dat vuurwerk, is het kennelijk veilig om te uiten wat allang sluimerde, of voelen we zelfs een mening opkomen die we nooit gehad hebben. Waartoe de stemming ons leidt, is op het moment dat ik dit schrijf onhelder. Het is zelfs mogelijk dat de stemming bij nader inzien ook maar weer een indruk was en niet meer dan een emotie van de tijd na Nieuwjaar.

Stemming is iets vaags. Ze wordt veelal aangegrepen door populisten om met verregaande voorstellen te komen waarmee ze verwachten stemmen te winnen. Stemmen heeft dus iets te maken met stemming. Stemmen doe je op een partij die de stemming goed aanvoelt. Partijen kunnen voor hetzelfde geld een gewenste stemming versterken of oproepen: stemmingmakerij. Dat is een eng idee. Heidegger schreef over stemming toen het nazisme in opkomst was, en waarmee hij sympathiseerde. Maar goed, komen we nu met Agamben niet ook in de buurt van een vage inspiratie die we naast de filosofie hebben gezet, de muze of het onzegbare meisje? Het lijkt erop dat mooie idealen snel kunnen omtuimelen in grimmigere zaken.

We belanden in een aporie. Aan de ene kant is stemming zeer bepalend voor de politiek. En dat niet alleen: Agamben laat zich inspireren door Heideggers analyse van de stemming als opening naar de filosofie. De stemming is bij Agamben de vorm die de muziek aanneemt die de grens van de taal markeert, die de ‘ervaring van de taal’ mogelijk maakt. Aan de andere kant is de stemming niet iets wat je makkelijk kunt aanwijzen. Ze vraagt om afstand, de afstand minstens van het denken waardoor we de stemming kunnen onderscheiden van de emotie. Je hebt dus een stemming nodig om bij het denken te komen, en je hebt het denken nodig om een stemming te onderscheiden van iets anders.

Deze aporie is op andere wijze verwoord door Heidegger, wanneer hij over de muze van de filosofie spreekt. Agamben bezocht een seminar in Le Thor in de Provence. Na afloop drongen studenten om Heidegger heen, die op hun vragen antwoordde: ‘Jullie kunnen mijn grenzen zien, ik niet.’ Het gaat hierbij niet om de persoon Heidegger, maar, zegt Agamben, om het uitgangspunt zoals het door de filosoof wordt begrepen. De filosoof heeft de begrensdheid van zijn denken nodig om zijn uitgangspunt, zijn ‘waarheid’, zelf te kunnen begrijpen. Er is dus steeds een instantie van buitenaf nodig, die je de muzische inspiratie van de filosoof zou kunnen noemen. Hier duikt dus toch weer zoiets als een geheim op, alleen bevindt zich dat geheim nu niet buiten ons, maar bij onszelf. Om die muzische inspiratie een kans te geven, moet de filosoof zorg dragen voor zijn innerlijke grenzen, voor de ‘verborgenheid’ van zijn denken zodat er ‘onverborgenheid’ kan ontstaan, Heideggers benaming van de waarheid, zijn uitleg ook van de Griekse term a-lètheia.

Hoewel dit tekstje van Agamben in Idee van het proza niet over de stemming gaat, zet het ons op het spoor van zijn eigen gedachten daarover. De filosoof, hoezeer Plato zijn ‘manie’ ook omschreef als ‘uit zichzelf bewegend’, is aangewezen op inspiratie van buitenaf. De beweging uit zichzelf zouden we dus wellicht kunnen opvatten als de zorg voor de verborgenheid, die de filosoof dicht in de buurt van de waarheid brengt, die hem van buitenaf wordt gegeven. Zouden we hier ook niet kunnen spreken van een bijzondere verantwoordelijkheid van de leerling? Moet deze niet, getuige Heideggers zojuist geciteerde uitspraak, de plaats van de muze innemen?

Misschien zouden we met deze gedachte de wijze kunnen begrijpen waarop Agamben Heideggers uitleg van de stemming in Sein und Zeit volgt en bekritiseert. We vinden deze uitleg in Il linguaggio e la morte (1982). Het is geen kritiek in de zin van een beargumenteerde verwerping van Heideggers filosofie, maar het laten zien van de begrensdheid van de manier waarop hij zijn eigen uitgangspunt begrijpt. Het lijkt sterk op deconstructie. Maar waar de deconstructie de waarheid lijkt te ontmantelen in naam van de rechtvaardigheid, zijn Heidegger en zijn leerling Agamben erop gericht het zijn te laten spreken, in onverborgenheid.

Laten we Agambens weergave volgen. In zeer radicale zin onderscheidt Heidegger in Sein und Zeit de stemming van de menselijke, psychologisch begrepen emotie. Hij spreekt namelijk niet over het levende wezen (animal rationale), maar over het Da-sein, het ‘er-zijn’ van de mens, het ‘zijnde waarbij het gaat om het zijn van dat zijnde’. Heidegger verduidelijkt dat dit Dasein door zijn Wesensferne (‘wezenlijke verte’ of ‘de verte van zijn wezen’) meer verwant is met het goddelijke dan met de dieren. Als we nu de mens ook zelf meer begrijpen als Dasein dan als levend, dierlijk wezen, heeft dit gevolgen voor de manier waarop we zijn taal moeten begrijpen. Het dier beschikt over een stem, een fysieke stem waarbij het geluid samenvalt met zijn betekenis. Bij de mens ligt dat anders. Zijn stem is een fysieke, animale uiting, die ons niet helpt om de taal te begrijpen. In die zin heeft de mens, voorzover hij Dasein is, geen stem. En de taal moeten we dus begrijpen vanuit de niet-stem, wat we met Agamben kunnen aanduiden als infanzia.

Niet via de stem, maar via de stemming brengt de mens het zijn in zijn ‘er’, het da. In Sein und Zeit  is dat de angst (Furcht). In de angst ontdekt de mens dat hij in zijn zijn wordt bedreigd. De angst treft hem dus niet (alleen) als levend wezen, maar als Dasein, als zijnde waarin het om zijn zijn zelf gaat. In zijn uitleg voegt Agamben nu tussen haakjes iets toe wat mij een belangrijke beslissing lijkt:
Hier komt het erop aan de term Stimmung, die in het Italiaans gewoonlijk met tonalità emotiva wordt weergegeven, van zijn psychologische connotaties te ontdoen en zijn etymologische verband met Stimme te herstellen, en vooral om er zijn akoestisch-muzikale dimensie aan terug te geven: Stimmung [en dus ook het Nederlandse stemming] geldt in het Duits als de vertaling van het Latijnse concentus en het Griekse ἁρμονία [harmonia]. (Die Sprache und der Tod p.93-94)
Bij Heidegger zelf, toch behoorlijk geïnteresseerd in etymologie, vinden we deze verwijzing niet, Agamben vindt het nodig om deze aan te vullen. We begrijpen deels waarom. De etymologie onderstreept iets wat Heidegger zelf ook benadrukt, het verschil tussen stemming en psychologisch begrepen emotie. Moeilijker te begrijpen is het muzikale aspect. Gaat het hier om iets wat Heidegger zo vanzelfsprekend vindt dat hij het niet noemt? Of om iets wat hij vaker heeft genoemd in zijn omgang met studenten zoals Agamben? Of schuift Agamben met zijn etymologie hier iets onder Heidegger waardoor een andere uitleg van zijn filosofie mogelijk wordt? Deze mogelijkheden sluiten elkaar niet uit, en nodigen uit tot overdenking van de gevolgen van deze etymologische interventie.

Agamben volgt Heidegger in zijn uitleg van de taal als negativiteit, als afwezigheid van de stem. Daarmee wordt al een opening in de gangbare metafysica gecreëerd. Daar werd wel de fysieke, animale stem buiten werking gesteld, maar werd de stem toch steeds voorondersteld, en wel als een mysterieuze grootheid, als het geheim van de metafysica. (Agamben spelt deze vooronderstelde, niet-fysieke stem met hoofdletters: STEM.) Hier bij Heidegger is de stem om zo te zeggen nog ‘afweziger’, afweziger bijvoorbeeld dan bij Hegel, waar de STEM als negativiteit zijn werk kan doen en de dialectiek in werking zet. Bij Heidegger onthult de stemming dat er tussen stem en stemming geen samenhang bestaat, zelfs niet een negatieve. Er is nu ook geen stem meer die de taal nog kan verbinden aan een plaats, de taal wordt ‘niet-plaats’. Het Dasein is niet in staat om de grenzen en plaats van de taal aan te wijzen, omdat de stem ontbreekt die dit zou kunnen doen, met een ‘dit’, ‘hier’ of ‘daar’.

Het lijkt erop dat Heidegger met deze non-interventie zijn programma heeft uitgevoerd dat hij aan zijn studenten in Le Thor met zijn korte formulering had verteld, ‘Jullie kunnen mijn grenzen zien, niet ik,’ met zijn devies om zich in de verborgenheid te houden zodat de waarheid haar werk kan doen. Het Dasein houdt zich in verborgenheid door uit de taal de stem zo radicaal te verwijderen dat er zelfs geen negativiteit overblijft. In Wat is metafysica? gebruikt Heidegger voor deze (niet-)relatie, die we ervaren in de angst, de term Nichtung van het zijnde, die hij omschrijft als een ‘abweisendes Verweisen’. In de angst kan het Dasein alleen maar zwijgen, een zwijgen dat we vergeefs proberen te verbreken door ‘wahlloses Reden’.

Hiermee, zegt Agamben, heeft Heidegger zijn uiterste grens bereikt, radicaler dan dit krijgen we het bij hem niet meer. De vraag is alleen of we nu ook echt uit de metafysica zijn gestapt, of we de STEM echt achter ons hebben gelaten. Niet dus. In Sein und Zeit duikt de STEM weer op in de gedaante van de Anruf (oproep), een stem die zich ook door zwijgen kan meedelen, die ons maant de stemming oorspronkelijker te denken. Een vorm van geweten kun je zeggen. De taal wordt nu opnieuw weer opgevat als een relatie, als een echo (‘Widerhall’) van deze oproep. Agamben beschouwt deze opvatting van de taal als echo als Heideggers terugval in de traditionele metafysica. De stem van de oproep vindt namelijk binnen de taal plaats om te verwijzen naar het zijn, maar tegelijk ook, als STEM, naar het plaatsvinden van de taal zelf.

Het zijn wordt daarmee, net als in de metafysica, als STEM gedacht, zonder dat we nog in staat zijn de relatie tussen deze STEM en het zijn oorspronkelijker te denken. Het gaat dus om een diepe tegenspraak, en wel een tegenspraak waarin de relatie tussen beide delen als negativiteit zijn bepaald. Enerzijds is de taal bij Heidegger Sage, het oorspronkelijke zeggen van het zijn, die we niet in taal kunnen uitdrukken; anderzijds de menselijke spraak, die als echo slechts kan antwoorden op de STEM in de vorm van het appèl van het zijn.

Brengt de muzikale uitleg van de stemming ons dan wellicht een uitweg uit deze negativiteit? De muziek bekleedt bij Agamben de plaats of niet-plaats die overeen lijkt te komen met de oproep. In de muziek stuit de mens op de begrensdheid van de taal als Gerede en is hij opnieuw weer in staat om de taal zijn plaats toe te wijzen, voortkomend uit zijn muzikale oorsprong. Daarmee kan de tweespalt tussen tonen en verwijzen, tussen zeggen en betekenen, worden overwonnen. Maar als we dit zo verwoorden blijven we bij nader inzien binnen de begrensdheid waaruit Agamben nu juist een uitweg zoekt.

De uitweg die Agamben meent te vinden is er een, waarbij hij de gespletenheid van de taal zowel laat voortbestaan als overwint. Schijnbaar is dit minder radicaal dan Heidegger, omdat deze de differentie (tussen de mens en het zijn) zo scherp mogelijk wil houden. Agamben daarentegen lijkt zelfs terug te vallen in de dialectiek van Hegel, wanneer hij steeds maar weer kiest voor een derde term van waaruit de tegenstelling zowel kan worden behouden als opgeheven, de beroemde Aufhebung. Maar er is iets anders aan de hand. Kijk bijvoorbeeld naar die term harmonia (ἁρμονία) die volgens zijn terloopse aanvulling ten grondslag ligt aan het begrip stemming. Die harmonia zien we terug wanneer Agamben (nog steeds in Il linguaggio e la morte) zijn lessen samenvat en toepast op Hegel. Dat doet hij door de Aufhebung op te vatten als een vorm van samenvoegen naar het model van de timmerman. Zoals een timmerman twee stukken hout samenvoegt, voegt Hegel steeds twee termen samen.

Maar waarom moet die samenvoeging onzichtbaar zijn? Waarom heeft de metafysica – inclusief die van Heidegger - de verborgenheid nodig? De geniale maar duistere denker Herakleitos heeft hiervoor een heldere verklaring: ‘De onzichtbare harmonia is sterker dan de zichtbare’ (ἁρμονία ἀφανὴς φανερῆς κρείττων, Fr. 54, Diels). Het Griekse werkwoord harmottein, waarvan harmonia het bijbehorende zelfstandige naamwoord is, betekent samenvoegen, inderdaad zoals een timmerman die twee stukken hout samenvoegt. De onzichtbare samenvoeging kun je met een verwante Griekse term benoemen, het ἄρθτρον (arthron) dat beter bekend staat als zijn Latijnse evenknie, de articulatie. De Aufhebung van Hegel is niets meer of minder dan een articulatie, een discontinuïteit die tegelijk ook altijd als continuïteit moet worden gedacht. Overigens is deze denkfiguur niet vreemd aan Heidegger, die met zijn beschouwingen over de voeg in Der Ursprung des Kunstwerkes precies deze kracht op het oog heeft, een discontinuïteit die als samenvoeging moet worden gedacht.

Agamben brengt hier helaas de harmonia niet in verband met de muziek. Maar waarom zouden we bij harmonia niet ook aan muziek mogen denken? Wanneer we bij stemming moeten denken aan een onzichtbare, krachtige samenvoeging, dan kunnen we minstens denken aan muziek in die zin dat het zijn zich aan ons meedeelt zonder dat we dit kunnen onderscheiden van het zijnde. Een soort achtergrondmuziek zeg maar. We begrijpen dan tenminste wel beter waarom de term ‘ononderscheidbaarheid’ bij Agamben zo frequent en vaak met beslissende betekenis voorkomt. Er is wel differentie, er is ook samenvoeging, maar deze heeft een krachtiger effect wanneer deze onzichtbaar is, ononderscheidbaar. Agambens manier om zich in het verborgene te houden en zo de waarheid haar werk te laten doen.

Deze uitleg van de metafysica zou je kunnen opvatten als een manier om deze te behouden en tegelijk de ontstekingsmechanisme onklaar te maken, een ‘buitenwerkingstelling’. Wanneer de metafysica berust op een geheim in de vorm van een STEM, op pure negativiteit, en vaststellen dat ook de Nichtung van Heidegger ons in die negativiteit terugwerpt, dan lijkt het erop dat we niet anders kunnen dan deze accepteren. Steeds opnieuw buigen we ons over die negativiteit, in de filosofie met name, om er een uitleg aan te geven, wat neerkomt op het geven van een stem aan de STEM. Onze uitleg is het arthron tussen de negativiteit en de taal, en valt samen met de stemming, van angst of verwondering, waardoor de mens zich laat verrassen en aan het nadenken slaat.

In Il linguaggio e la morte thematiseert Agamben de muziek wel, via de zang van de middeleeuwse troubadours, al maakt hij niet erg expliciet hoe hij deze met zijn Heidegger-interpretatie verbindt. Maar goed, het kan dus zijn dat we deze onzichtbaarheid moeten opvatten als harmonia, niet als wezenlijk geheim. Een aanwijzing daarvoor is dat Agamben met zijn bespreking van de troubadours een alternatieve ervaring van de taal aansnijdt, tegenover en in strijd met de metafysica, maar deze even verderop heideggeriaans betitelt als ‘Erfahrung der Ankunft des dichterischen Wortes zur Sprache’ (ervaring van de aankomst van het dichterlijke woord bij de taal,  ST 108).

Via het dichterlijke woord komen we steeds dichter ook bij de muziek. Niet dat ik poëzie onbelangrijk vind, integendeel. Nergens worden muziek en taal dichter bij elkaar gehouden dan in het dichterlijke woord, en naar nu blijkt ook het denken en het zijn. Jammer eigenlijk dus dat die dichters met hun dunne boekjes zo slecht betaald worden, de mensen moesten eens weten. Weet u wat, ik zet de dichters nog even in de wachtkamer. Ik ben te ongeduldig, muziek was altijd naast filosofie mijn lust en mijn leven, en de band tussen muziek, filosofie, verlangen en leven krijgt morgen dus voorrang.

 Schilderkist – KEES

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Mijn kwestie en Agambens oproep

In deze blogserie wil ik twee zaken met elkaar combineren. Het zou mooi zijn als ik meer helderheid kon krijgen over de ethische betekenis ...