21. Nachtmuziek



Het wordt tijd om deze serie af te sluiten. Daarmee bedoel ik: ik onderbreek de serie even. Er zijn goede redenen om nu te stoppen, en ook goede redenen om door te gaan (wat geen toelichting behoeft, er zijn altijd redenen om door te gaan). Om te stoppen: de meivakantie loopt op zijn einde, en woensdag word ik zelfs op school verwacht om bij schoolexamens te surveilleren. Ook wil ik deze gelegenheid gebruiken om enkele mensen te bedanken. Dat heb ik privé al gedaan, maar internet is net iets minder privé. Daarna ga ik nog inhoudelijk afsluiten, met conclusies en zo.

Dankwoorden
Graag wil ik Inez van der Spek bedanken, mijn geliefde die ik de hele tijd bij me mocht hebben in deze opsluiting. Zij begint nu een boek te schrijven over wonen, waarbij ze Heidegger heeft gelezen. Ik voel me steeds meer met haar verwant, ook in de filosofie. Daarnaast wil ik ook de mensen bedanken die graag elke dag de links wilden hebben van de blogs van deze serie, en vaak ook hebben gereageerd. Mijn dochter Noraly begint steeds vaker interesse te tonen voor filosofie, en haar abonnement is dus meer dan een gebaar. Dankzij haar heb ik kennisgemaakt met een soundscape, en dat lijkt me een belangrijke verbinding met Agambens visie op het landschap. Mijn vriend en ex-collega Harry Kuster leest vol toewijding mijn blogs en vond het jammer dat het geen papieren boek werd. Ik heb hem aangeboden alleen voor hem een exemplaar te maken, maar dat vond hij absurd en dat begrijp ik ook best. Mijn ex-overbuurman Jon de Vries begint zich nu te verdiepen in de Stoa, en geeft mij daarom alleen al het gevoel dat mijn teksten aansluiten bij zijn interesses. Mijn goede vriend Pieter Thomassen heeft me in het begin flink aangemoedigd om door te gaan, en heeft ook zelf in quarantaine een paar mooie blogs geschreven, onder andere over de de Sint Pieter en de apostel Thomas. Mijn collega en vriendin Ike te Strake stort zich altijd met veel energie op dingen, maar nu tot mijn grote vreugde op mijn blogs. Ze gaf me complimenten, was blij dat ze me beter leerde kennen, signaleerde spelfoutjes en was positief verrast door de visie op taal en etymologie bij Agamben en Heidegger (-λήθεια). Mijn neef Peter Simons is pianoleraar en abonneerde zich op mijn serie. Hij kan nu even geen les geven, maar volgt nu de colleges filosofie via de studie van zijn dochter. Al eerder had hij me tips gegeven over de link tussen muziek en filosofie, met name het boek van Barenboim, waarin Spinoza een hoofdrol speelt. Mijn pianostemmer Simeon Klompmaker was geabonneerd, heeft enorm zijn best gedaan, maar meldde zich op een gegeven moment af omdat deze blogs erg veel van hem vragen, het was in zijn ervaring een soort Mahler, en dan denk ik: dat kun je toch moeilijk nog divertimento noemen. Ook hem wil ik graag bedanken. Ik heb hem gemaild dat filosofie, muziek, lezers en ook pianostemmers gemist kunnen worden. Maar ik ben juist bezig dat positief te duiden, denk aan het amusement zoals Aristoteles dat zag.

Andere mensen hebben zich niet geabonneerd, bijvoorbeeld omdat ze me op Facebook al konden volgen. Onder hen noem ik mijn collega ckv Geertje Lambermont en mijn vriend en medestudent theologie Marc van der Post. Met Marc, die in een arme voorstad van Buenos Aires woont, pak ik mijn correspondentie weer op, nadat ik hem ten onrechte had verdacht van gebrek aan interesse voor complexe filosofie. Ook Henk Brussel liet van zich horen en probeert nu mijn blogs te lezen, zonder dat ik hem er expliciet om had gevraagd. Henk, ook jij bedankt. Mijn overbuurman Wouter Boezaard vroeg of ik hem een link wilde sturen. Kunstvriendin Sylvia Grevel likete me uit Australië. Kunstenaar Marcel Wesdorp likete me en schijnt gezegd te hebben dat ik het genre filosofische blog heb gecreëerd, hoewel ik me er zelf van bewust ben dat ik daarvoor teveel woorden nodig heb. Een andere goede vriend, Leo Hermens, is zelf dichter, likete me een paar keer en gaf me het gevoel dat ik aansluit bij zijn interesses. Mijn broer Wilfried Simons wil ik graag bedanken omdat hij een blog las toen ik net begonnen was, en het best goed vond en goed te volgen. Hij ontpopte zich daarmee als mijn testcase om beter zicht te krijgen op mijn adressanten. Twee collega’s, Inez Stärk en Diana van Lith, lazen mijn blog over opvoeding en Diana likete me een paar keer.

Twee vrienden zijn zelf filosoof, en met hen heb ik vorig jaar geklonken op mijn boek dat ik zou gaan schrijven. Ik heb hen bedrogen, want het werd geen boek, maar zij zitten er niet mee. Ik heb het over Eric Bolle en Martien Schreurs. Zij geven me vaak complimenten voor mijn blogs en verdiepen zich er serieus in. Martien gaat graag de discussie aan, Eric is de man die op Facebook elke dag een reactie gaf, er likes bij zette, en probeerde met mij mee te denken. Hij verdiept zich zelf ook serieus in Agamben. Eric zou voor mij al reden genoeg zijn een blogserie te schrijven. Een andere filosoof, René ten Bos, heeft me vorig jaar complimenten gegeven en aan hem heb ik min of meer mijn interesse voor Agamben te danken. Onvoorstelbaar wat hij voor mij betekent. Theoloog Rinse Reeling Brouwer heeft met mij een paar keer gecorrespondeerd over Agamben, maar ook over mijn project over de muziek. Ik heb in mijn vorige blog slechts een beetje recht kunnen doen aan zijn gedachten, maar bij de voortzetting zal ik dat zeker meer proberen te doen. De dochter van Eric Bolle, Clara Bolle, is behalve kunstenaar ook filosoof. Ze likete me, maar verzocht me tussendoor ook om een artikel over Agamben voor Filosofie-Tijdschrift te schrijven. Over mijn tekst gaf ze me complimenten, en nu kom ik dus binnen afzienbare tijd weer eens een beetje op papier. Mijn eigen, andere dochter Frederiek was voor mij niet alleen van betekenis omdat ze in haar thesis voor de Rietveld Academie over Agamben schreef, en daarbij een muzikale term gebruikte, het ‘interval’, waar ik dus ook nog over wil schrijven. Daarnaast is Frederiek van betekenis omdat ze me confronteerde met mijn frustratie over het gebrek aan belangstelling voor mijn teksten. Ik denk toch dat ik gaandeweg mijn emoties heb kunnen counteren en tot een bepaald soort vrede met mezelf ben gekomen.

Akkoord
Voor die vrede of – muzikaler gezegd - overeenstemming met mezelf wil ik de rest van deze blog gebruiken. Ik kan er tegelijk mee reageren op mijn opening, waarin ik het drempelmoment centraal stelde dat ik met mijn muziekopleiding stopte en voor theologie koos. Ik hoopte via Agamben mezelf beter te begrijpen en wellicht ook meer begrip voor mezelf te kunnen opbrengen. Welnu, dat is gelukt, want met elke blog had ik de ervaring dat ik beter ging begrijpen hoe ik Agamben kan gebruiken voor mijn leven, en daarmee ook mijn leven kan gebruiken, wat toch de inzet is van Agambens filosofie.

Voor een deel is zo’n dilemma een vorm van spektakel. Je zet iets in scène, waarbij je diep in je hart weet dat het geen keuzemoment was. Er was geen keuze, en het was geen moment. Ik moet aan dat spektakel ook denken omdat me te binnen schiet dat ik toen behoorlijk onder de indruk was van een film, Midnight Express. Een Amerikaanse jongeman smokkelt drugs vanuit Turkije, maar wordt op het vliegveld opgepakt en belandt daar in de gevangenis. Het gaat er daar hard aan toe, met name de bewaker is behoorlijk sadistisch. De jongeman wordt berecht, en krijgt dan een enorme straf voor een ontsnappingspoging, terwijl hij voor zijn smokkelpoging geen straf krijgt. Zo onrechtvaardig kan het eraan toegaan in de wereld. Vanaf dat moment was ik dus een Amerikaan in Europa, onrecht hield in dat Amerikanen onrechtvaardig behandeld worden in de wereld. Ethiek houdt in dat je ook begrip moet hebben voor Amerikanen die drugs proberen te smokkelen, het zijn jeugdzonden.

In die zin had ik altijd al begrip voor mezelf, voor de Amerikaan in mezelf.

Slechts een metafoor
Maar er zitten ook andere stemmen in mezelf, het zelf is niet een stem, maar een stem die je kunt gebruiken als instrument. Het zelf is het gebruik van dat instrument. Dat is wat mijn leidraad is geweest bij het lezen van Agamben, en nog sterker: het zelf is met name het gebruik van de stem als muziekinstrument. En dan nog een stap verder: niet in de spraak of in de zang blijkt het duidelijkste wie we zelf zijn, maar in het gebruik van het muziekinstrument. Daar wordt onze stem ineens een stem in metaforische zin. Aristoteles wuift dat weg. Als we iets alleen maar metaforisch moeten opvatten, dan dring je niet door tot wat het nu werkelijk is. Ook Bachtin wuift het weg, in zijn boek over de meerstemmige roman. We moeten die meerstemmigheid alleen maar metaforisch opvatten, zegt hij, de roman is niet meerstemmig zoals de meerstemmigheid in de muziek.

De allegorie volgens Benjamin, die Agamben gebruikt voor zijn vroege boeken, brengt ons dichter bij de zaak. Dingen bestaan nooit zonder allegorie, het ding zelf is de idee, en die idee is de zegbaarheid, en die zegbaarheid wordt uitgedrukt in de allegorie. De metafoor is dus geen gebrek, we hoeven niet per se aan rouwverwerking te doen, we kunnen ook in de melancholie verblijven en aannemen dat ons verlangen niet de toe-eigening van het object is, ook niet als we het verliezen. Zelfs de dode Christus niet, ook dan is hij God zelf, en die kun je niet kopen.

Mijn isolement
Hoe brengt deze filosofie me dichter bij mezelf, mezelf als achttienjarige? Om met Melandri te spreken: welke traumatische gebeurtenis ging vooraf aan de splitsing tussen bewust en onbewust, waardoor ik de andere stemmen in mezelf niet meer hoorde? Die gebeurtenis, durf ik te wedden, is mijn isolement. Ik kom uit een gezin van zeven, twee ouders en vijf kinderen. Ik heb twee oudere zussen en twee jongere broers. Ze sliepen met zijn tweeën op een kamer, en ik sliep alleen in een ander kamertje. In de laatste jaren van mijn schooltijd verhuisde ik naar beneden, naar de kelder. Daar kon ik onbeperkt muziek maken, daar keek ik naar de kopie van het schilderij van Van Gogh van een doodshoofd met een sigaret, en daar heb ik overgegeven na de examenfeestjes waar ik flink zat werd. Mijn trauma was niets bijzonders, mijn broers en zussen hebben diepere geestelijke verwondingen opgelopen dan ik. Maar een kleiner trauma geeft een speciaal soort last, omdat je je daarvoor ook nog eens schaamt. Je kunt je zelfs ervoor schamen dat je geen trauma hebt. Zo lijk je hoe dan ook met een trauma te zitten.

Het is onvoldoende om het trauma aan het licht te brengen, als symptoom of ‘sinthome’. Wat je dan doet is rationalisering, zegt Melandri. Het is, zoals we zagen, de test van Thomas die zijn vingers in de wonden wil leggen, alsof de dode Jezus geen echte Jezus was. We moeten anders met het trauma omgaan, en wel via de allegorie of het symbool. En het spektakel is niet het enige symbool, er zijn meer manieren voorhanden.

Zelfopvoeding
Mijn manier bestond uit de muziek en de filosofie. Ik zag beide zaken lange tijd als gescheiden circuits, en het is de verdienste van filosofen als Adorno en Agamben dat ik nu eindelijk eens beide zaken bij elkaar probeer te brengen. In die zin kunt u mijn blogserie lezen als een Bildungsroman, een opvoeding van mezelf via de muziek die in de wijsheid geborgen ligt.

Filosofie neemt de plaats in van Mnemosyne, de moeder der Muzen, zegt Plato met Agambens instemming. Mijn zelfopvoeding was de vertaling van deze overname in mijn bios, mijn levensloop gezien door de ogen van mensen die hechten aan samenhang. Maar Mnemosyne keert terug via de filosofie, omdat de filosofie zelf haar plaats in de geschiedenis wil begrijpen, het feit dat ze plaatsvindt. Dat iets plaatsvindt, zegt Agamben, is door Plato overdacht als ‘Chora’, die je alleen maar kunt waarnemen met een ‘niet-esthetische waarneming’. Daar ligt al de basis van het materialisme, de materie zelf kun je wel waarnemen, maar vraagt om een bepaald soort (niet-)zintuig en om een bepaald soort (niet-)redenering, een ‘bastaardredenering’.

Terugvertaald naar de termen van mijn leven en mijn zelf: ik krijg al denkend toegang tot mezelf, mijn zelf, door de manier waarop ik mijn leven heb gebruikt, hoe mijn bios bestond uit het gebruik van mijn zoè.

Ik was de muziekliefhebber en denker in isolement, het isolement dat plaatsvond in mijn kamer, in mijn muziek en mijn denken.

Mijn gebruik van het zelf
Nu kun je hier een soort dialectiek inzetten, zoals Hannah Arendt, die het denken in navolging van Cicero en Cato ziet als een gesprek met jezelf, of met je zelf. Maar dat is wellicht nog tezeer een gedachte die ervan uitgaat dat er een gebrek was dat vervolgens moest worden goedgemaakt. Ook in de oproep van Agamben tot hervorming van de muziek zit die erfenis nog. Ze klinkt tezeer als een oproep tot een bepaald soort bios, die uiteindelijk neerkomt op zijn eigen bios, het leven in isolement als schrijver. Zijn kamer is zijn habitat. Zo treedt hij binnen in de ‘geredde nacht’, en kan hij zich afsluiten voor de geschiedenis.

De muziek moeten we aanzetten op een dieper, oorspronkelijker niveau. Het heeft iets te maken met de verhouding tussen zoè en bios, met het spanningsveld dat Agamben tussen beide wil blootleggen. Muziek is wellicht het ritme of de harmonie die de beweging tussen beide polen ordent.

Mijn isolement was wellicht ook mijn manier om me af te sluiten voor mijn leven, voor mijn zelf. Om mijn zelf weer te zoeken op het niveau van mijn leven heb ik de muziek en het denken nodig. Ik heb bijvoorbeeld ontdekt dat de schaamte me dichter bij mijn lichaam kan brengen, de schaamte voor mijn amuzikaliteit. Dat had ik ook al eerder, met Levinas, ontdekt via mijn slapeloosheid, in mijn praatje bij de uitvaart van mijn moeder in 2001 wees ik op haar slapeloosheid waarvoor ik haar nog dankbaar ben. Elke nacht lig ik uren wakker en speel ik op mijn iPad luisterboeken af, zo zacht dat ze maar half verstaanbaar zijn en het dus eigenlijk muziek is. Nachtmuziek. Zo zal de volhoudende lezer ook mijn blogs hebben gelezen, schat ik zo, primair als ritme, en op een bepaalde manier zeker ook als gepraat, Gerede. Terug naar de schaamte. Ik schat in dat ik de schaamte ook opwek door de publicatie van mijn blogs, de expositie aan de ander is niet alleen het startpunt van een schuldervaring en zelflegitimatie, het is ook geen Augustiniaanse bekentenis, het is allereerst een bepaald soort muziek, de muziek van het responsorium. Het leven is wat het is, en ik kan mezelf inwijden in dat leven door de schaamte op te zoeken, door mijn blogs op het net te gooien.

Daarmee zet ik mezelf op spel in de leegte. Die leegte zoek ik op, het is de leegte tussen de complexe, radicale filosofie zoals die van Agamben en het leven zoals ik dat leid, met mijn naaste vrienden die ik hierboven bedankt heb en anderen. Daarmee val ik tussen wal en schip. De filosofen zitten niet te wachten op mijn bastaardredeneringen, mijn vrienden hebben moeite met mijn complexiteit en veeleisendheid.

Ik pleit mezelf niet vrij, maar ik neem ook mijn identiteit niet op me als iets waarmee ik per se iets zou moeten doen of waarvoor ik me zou moeten verantwoorden. Ik ben mezelf op het spel aan het zetten in de leegte van de geredde nacht, dat is de nachtmuziek die ik nu al 21 blogs lang heb opgezet. Aan u de keuze of het die van Bartók, Mahler of Mozart is. Luister eens, ik ben hier niet de enige.

Kop van een skelet met brandende sigaret - Wikipedia

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Mijn kwestie en Agambens oproep

In deze blogserie wil ik twee zaken met elkaar combineren. Het zou mooi zijn als ik meer helderheid kon krijgen over de ethische betekenis ...